Wijzigingen toelatingen gewasbescherming Akkerbouw
Toelatingsbesluiten CTB oktober 2005
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Werkzame stoffen |
Gehalte |
Startdatum |
12737 |
Flexity |
metrafenone |
300 g/l |
07-10-2005 |
12747 |
Allegro Plus |
kresoxim-methyl epoxiconazool fenpropimorf |
125 g/l 125 g/l 150 g/l |
21-10-2005 |
12746 |
Caramba |
metconazool |
60 g/l |
21-10-2005 |
12745 |
Zetanil |
mancozeb cymoxanil |
650 g/kg 45 g/kg |
21-10-2005 |
12749 |
Tridex 80 WP |
mancozeb |
80 % |
28-10-2005 |
Uitbreiding/wijziging toelating
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Uitbreiding/wijziging: |
W-nummer |
Ondertekend |
11813 |
Mikado |
De restrictie ‘Niet toegestaan is het gebruik op gronden met pH > 6‘ wordt van het etiket verwijderd. |
W1 |
14-10-2005 |
11454 |
Talent |
Uitbreiding in pootaardappelen |
W1 |
14-10-2005 |
12290 |
Tecto 500 SC |
Uitbreiding pennenbehandeling witlof |
W1 |
21-10-2005 |
10766 |
Stomp 400 SC |
Uitbreiding in teelt van bloembollen, prei, wortelen en graszaadgewassen |
W6 |
28-10-2005 |
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Werkzame stoffen |
Expiratie datum |
Aflever- termijn |
Opgebruik-termijn |
11789 |
Aztec |
triazamaat |
01-01-2006 |
01-01-2007 |
01-01-2007 |
12510 |
Optimo |
pyraclostrobin; epoxiconazool; kresoxim-methyl |
01-01-2006 |
- |
- |
Nieuwe toelating
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Werkzame stoffen |
Gehalte |
Startdatum |
12737 |
Flexity |
metrafenone |
300 g/l |
07-10-2005 |
Categorie: Tarwe en gerst – Ziekten en plagen |
Wettelijk gebruiksvoorschrift
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel, toegepast door middel van een gewasbehandeling in de teelt van:
a) zomer- en wintertarwe
b) zomer- en wintergerst
Veiligheidstermijn
De termijn tussen de laatste toepassing en oogst mag niet korter zijn dan 35 dagen.
Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
Gebruiksaanwijzing
Algemeen
Flexity is een fungicide met een preventieve werking. Bij hoge aantastingsniveau’s dient een daartoe toegelaten curatief middel aan de bespuiting toegevoegd te worden.
Toepassingen
Zomer- en wintertarwe, ter bestrijding van echte meeldauw. Wanneer bij het einde van de uitstoeling symptomen worden waargenomen, een behandeling uitvoeren. Indien nodig de toepassing herhalen bij begin bloei.
Dosering: 0,5 liter per ha
Zomer- en wintertarwe, ter bestrijding van oogvlekkenziekte. Wanneer tussen uitstoelen en stengelstrekking symptomen worden waargenomen, een behandeling uitvoeren.
Dosering: 0,5 liter per ha
Zomer- en wintergerst, ter bestrijding van echte meeldauw. Wanneer bij het einde van de uitstoeling symptomen worden waargenomen, een behandeling uitvoeren. Indien nodig de toepassing herhalen bij begin bloei.
Dosering: 0,5 liter per ha
Nieuwe toelating
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Werkzame stoffen |
Gehalte |
Startdatum |
12747 |
Allegro Plus |
kresoxim-methyl epoxiconazool fenpropimorf |
125 g/l 125 g/l 150 g/l |
21-10-2005 |
Categorie: Granen – Ziekten en plagen |
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel, toegepast door middel van een gewasbehandeling, in de teelt van:
a. wintertarwe en zomertarwe
b. wintergerst en zomergerst
c. winterrogge
Binnen 3 maanden na de toepassing mag geen grondbewerking dieper dan 25 cm worden uitgevoerd.
Niet toepassen op percelen die grenzen aan watergangen.
Er is maximaal 1 toepassing toegestaan per groeiseizoen.
De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan 5 weken.
Het middel is uitsluitend bestemd voor beroepsmatig gebruik
Gebruiksaanwijzing
Allegro Plus is een combinatieproduct met de werkzame stoffen kresoxim-methyl, epoxiconazool en fenpropimorf.
Resistentiemanagement:
Indien Allegro Plus tegen een vroege aantasting van echte meeldauw is toegepast, mag Allegro Plus of een andere middel uit de chemische groep van de strobilurinen niet weer in hetzelfde teeltseizoen tegen echte meeldauw worden toegepast, maar dient er een behandeling uitgevoerd te worden met een middel uit een andere chemische groep.
Toepassingen
Winter- en zomertarwe, ter voorkoming van aantasting door blad- en aarziekten, veroorzaakt door onder andere bruine roest, gele roest, echte meeldauw en bladvlekkenziekte (Septoria tritici en Septoria nodorum). Een éénmalige behandeling uitvoeren in de periode vanaf het verschijnen van het vlagblad tot aan begin bloei.
Dosering: 1 liter per ha
Winter- en zomergerst, ter bestrijding van bladvlekkenziekte en/ of netvlekkenziekte.
Zodra in het voorjaar een aantasting door bladvlekkenziekte en/of netvlekkenziekte wordt waargenomen één behandeling uitvoeren. Indien de behandeling wordt uitgevoerd tussen uitstoeling en het in aar komen van het gewas wordt een gelijktijdig voorkomende aantasting door gele roest en/of dwergroest eveneens bestreden.
Dosering: 1 liter per ha
Winterrogge, ter bestrijding van bruine roest en/of bladvlekkenziekte. Zodra in het voorjaar aantasting door bruine roest en/of bladvlekkenziekte wordt waargenomen één behandeling uitvoeren.
Dosering: 1 liter per ha
Nieuwe toelating
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Werkzame stoffen |
Gehalte |
Startdatum |
12746 |
Caramba |
metconazool |
60 g/l |
21-10-2005 |
Categorie: Tarwe en koolzaad – Ziekten en plagen |
Wettelijk gebruiksvoorschrift
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als:
a. schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van zomer- en wintertarwe;
b. schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van koolzaad;
c. groeiregulator in de teelt van koolzaad.
Het stro van koolzaad en tarwe mag niet worden vervoederd.
Toepassing door middel van een vliegtuig is verboden.
Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
Gebruiksaanwijzing
Algemeen
CARAMBA is een schimmelbestrijdingsmiddel en een groeiregulator met de werkzame stof metconazool en behoort tot de chemische groep van de azolen. CARAMBA is een systemisch middel dat opgenomen wordt door de vegetatieve delen van de plant en heeft voornamelijk een preventieve werking.
Resistentiemanagement
Indien nodig CARAMBA afwisselen met middelen met een ander werkingsmechanisme, die een werking hebben tegen de geclaimde organismen, om resistentie of kruisresistentie tegen te gaan.
Zomer- en wintertarwe, ter bestrijding van aantasting door bladziekten (zgn. afrijpingsziekten) veroorzaakt door bladvlekkenziekten (Septoria tritici.en Septoria nodorum) en bruine roest (Puccinia recondita f.sp. tritici)
Een behandeling dient in de periode vanaf het verschijnen van het vlagblad tot het begin van de bloei (BBCH 39-61) uitgevoerd te worden.
Dosering: 1,0 liter per hectare.
Ter versterking van de werking tegen bladvlekkenziekten dient CARAMBA in combinatie met een daarvoor toegelaten middel te worden gebruikt.
Zomer- en wintertarwe, ter bestrijding van aarfusarium (Fusarium spp.).
Een behandeling dient tijdens de bloei (BBCH 61-69) uitgevoerd te worden.
Dosering: 1,5 liter per hectare.
Koolzaad, ter bestrijding van wortelhals en stengelaantasting (Phoma lingam).
Een behandeling tegen wortelhalsaantasting uitvoeren bij begin aantasting in het 4 blad- tot en met het 8 bladstadium (BBCH 14-18) en een behandeling tegen stengelaantasting kort voor de bloei (BBCH 51-59) uitvoeren.
Maximaal 2 toepassingen per teeltseizoen.
Dosering: 1,5 liter per hectare.
Koolzaad, ter verbetering van de stevigheid en vermindering van legeringrisico.
Een behandeling uitvoeren in het voorjaar vanaf 9 en meer zichtbare gestrekte internodien tot het zichtbaar worden van de eerste bloemblaadjes (BBCH 39-59).
Maximaal 1 toepassing per teeltseizoen.
Dosering: 1,5 liter per hectare.
Nieuwe toelating
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Werkzame stoffen |
Gehalte |
Startdatum |
12745 |
Zetanil |
mancozeb cymoxanil |
650 g/kg 45 g/kg |
21-10-2005 |
Categorie: Aardappelen – Ziekten en plagen |
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel, toegepast door middel van een gewasbehandeling, in de teelt van consumptie-, zetmeel- en pootaardappelen.
Maximaal 4 maal per seizoen toepassen.
Het middel is gevaarlijk voor niet- doelwitarthropoden. Vermijd onnodige blootstelling.
Het middel is uitsluitend bestemd voor beroepsmatig gebruik.
Veiligheidstermijn
De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst
mag niet korter zijn dan 3 weken.
Algemeen
Het middel bevat naast de preventief werkende component mancozeb het curatief
werkende bestanddeel cymoxanil.
Toepassingen
Consumptie-, fabrieks- en pootaardappelen, ter voorkoming van blad- en knolaantasting door de aardappelziekte (Phytophthora infestans).
Het tijdstip van de eerste bespuiting hangt af van de ontwikkeling van het gewas, van het ras en het weer. Over het algemeen wordt met de bespuitingen begonnen als alle planten zijn opgekomen. De behandeling om de 4-12 dagen herhalen.
Het middel mag niet vaker dan vier keer per seizoen toegepast worden.
Dosering:
1e
bespuiting 2 kg/ha
2e en 3e bespuiting 2,25 kg/ha
4e bespuiting 2,5 kg/ha
Nieuwe toelating
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Werkzame stoffen |
Gehalte |
Startdatum |
12749 |
Tridex 80 WP |
mancozeb |
80 % |
28-10-2005 |
Categorie: Diverse gewassen – Ziekten en plagen |
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als:
I. schimmelbestrijdingsmiddel:
a. in de teelt van consumptieaardappelen, fabrieksaardappelen en pootaardappelen
b. in de teelt van appels en peren. In de buitenste bomenrij van boomgaarden is toepassing van het middel langs watergangen uitsluitend toegestaan:
* voor 1 mei indien gebruik wordt gemaakt van een tunnelspuit.
* na 1 mei indien tussen de watergang en de boomgaard een aaneengesloten windsingel op de rand van het rijpad is geplaatst.
c. in de teelt van winter- en zomertarwe
d. in de teelt van 1e-jaars plantuien, 2e-jaars plantuien, picklers, zaaiuien, zilveruien en sjalotten
e. in de teelt van asperges
f. in de teelt van crocussen, hyacinten, narcissen, tulpen en in het voorjaar bloeiende bijgoedgewassen, met dien verstande dat bij teelten op zandgronden[1] de toepassing voor zover gelegen in de bloembollenstreek[2] niet is toegestaan;
g. in de teelt van gladiolen, irissen, lelies en in de zomer bloeiende bijgoedgewassen met dien verstande dat bij teelten op zandgronden1 de toepassing voorzover gelegen in de bloembollenstreek2 niet is toegestaan.
h. in de teelt van bloemisterijgewassen en populieren.
Gebruik van dit middel in grondwaterbeschermingsgebieden als bedoeld in de Wet bodembescherming, daaronder niet begrepen de gebieden waarbinnen uitsluitend fysische bodemaantastingen zoals grondboringen zijn verboden is niet toegestaan in de teelt van bloembollen- en knollen op zandgrond1.
Het is niet toegestaan dit middel door middel van een luchtvaartuig toe te passen.
Het middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden; vermijd onnodige blootstelling.
Veiligheidstermijnen:
De termijn tussen de laatste bespuiting en de oogst mag niet korter zijn dan:
4 weken: voor 1e-jaars plantuien, 2e-jaars plantuien, picklers, zaaiuien, zilveruien en sjalotten en asperges, winter- en zomertarwe
8 weken: voor appels en peren
II. als ontsmettingsmiddel voor pootaardappelen.
Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
GEBRUIKSAANWIJZING
Poot- consumptie- en fabrieksaardappelen, ter voorkoming van loofaantasting door de aardappelziekte Phytophthora infestans.
Het tijdstip van de eerste behandeling hangt af van de ontwikkeling van het gewas de vatbaarheid van het ras, de weersomstandigheden en de infectiedruk. Afhankelijk van de snelheid van de ontwikkeling van het gewas de weersomstandigheden en de infectiedruk de bespuitingen om de 7 à 10 dagen herhalen.
Dosering:
2 kg per ha
Bij voor Phytophthora gunstige omstandigheden overgaan op andere voor de
phytophthora bestrijding in aardappelen toegelaten middelen teneinde een goede
bescherming van de knol te verkrijgen, Dit geldt met name voor in het loof en
knol vatbare rassen.
Appels, ter bestrijding van schurft (Venturia inaequalis).
Toegelaten voor toepassen na 1 mei.
Dosering: 0,19 % (190 gram per 100 liter water) bij 10-12 dagen
interval;
0,15 % (150 gram per 100 liter water) bij 7 dagen interval
Het middel heeft een gunstig neveneffect op gewassen met mangaangebrek.
Peer: ter bestrijding van schurft (Venturia pirina).
Toepassing: kort voor de bloei, tijdens en na de bloei met een interval van 7 - 10 dagen.
Niet toepassen op Conference.
Dosering: 0,19 % (190 gram per 100 liter water).
Winter- en zomertarwe, ter bestrijding van afrijpingsziekten.
Twee bespuitingen uitvoeren met een
tussenruimte van 10-14 dagen gedurende de periode vanaf het verschijnen van de
aren tot aan begin bloei.
Voor een gelijktijdige bescherming van de aren tegen meeldauw verdient het
aanbeveling bij elke bespuiting een specifiek voor de bestrijding van meeldauw
in granen toegelaten middel toe te voegen.
Dosering: 3 kg per ha.
Zaaiuien, 1e-jaars plantuien, 2e-jaars plantuien, picklers, zilveruien en
sjalotten,
ter bestrijding van valse meeldauw (Peronospora destructor).
Afhankelijk van de
veldomstandigheden vanaf einde juni regelmatig behandelingen uitvoeren om de 7
tot 10 dagen. Hierbij wordt tevens een goede bestrijding verkregen van de
bladvlekkenziekte (Botrytis squamosa).
Dosering: 2,75 kg/ha
Asperges tegen grauwe schimmel (Botryotinia fuckeliana)
Vanaf juli herhaald voorbehoedend spuiten
Dosering: 2,5 kg/ha
Bloembollen tegen vuur (Botrytis-soorten)
Maximaal 8 behandelingen uitvoeren met 7 dagen interval.
Dosering: 2,5 kg/ha bij wekelijkse toepassingen
Chrysanten,
tegen Chrysantenroest (Puccinia horiana) en Pelargoniumroest
(Puccinia pelargonii-zonalis)
Vanaf het planten in verband met de kans op het ontstaan van teveel zichtbaar residu maximaal 3 à 4 keer voorbehoedend toepassen met intervallen van één week.
Dosering: 0,3% (300 gram per 100 liter water).
Bloemisterijgewassen tegen Japanse-roest en Pelargonium-roest
Tegen Japanse-roest (Puccinia horiana) en Pelargonium-roest (Puccinia pelargonii zonalis) om de week voorbehoedend spuiten. Zowel de onderkant als de bovenkant van de bladeren moeten grondig bespoten worden. Zorg voor lage luchtvochtigheid in de kas.
Om een spuitrest op het oogstproduct te voorkomen ruim (4 weken) voor het oogsttijdstip stoppen met de bespuitingen of overgaan op andere producten.
Dosering: 0,3 % (300 gram per 100 l water)
Populieren: (in de vollegrond), ter bestrijding van
bladvlekkenziekte
(Drepanopeziza populi-albae)
Zodra aantasting wordt waargenomen regelmatig om de 10 à 12 dagen een behandeling uitvoeren.
Dosering: 0,3 % (300 gram per 100 l water)
Ontsmetting van aardappelpootgoed bestemd voor de teelt van consumptie- en fabrieksaardappelen
Het middel wordt als droogontsmetter toegepast ter bestrijding van Rhizoctonia op pootaardappelen.
Dosering: 200 gram per 100 kg pootgoed.
De toepassing vindt plaats vlak voor het poten op de automatische pootmachine.
Voordat men het poten van een perceel begint, wordt eerst een kleine hoeveelheid pootgoed bepoederd en zodanig gemengd dat een goede bedekking van de knollen wordt verkregen.
Van deze bepoederde knollen wordt
ongeveer 10 kg onderin elke voorraadbak aangebracht om te bewerkstelligen dat
van het begin af aan bepoederde knollen de pootmachine via de pootketting
verlaten. Over deze laag wordt in iedere voorraadbak een zak met niet-ontsmet
pootgoed gestort. Alvorens de voorraadbakken verder te vullen, wordt hier
overheen
100 gram van het middel zo gelijkmatig mogelijk uitgestrooid.
Het middel dient vooral in de directe nabijheid van de pootketting aanwezig te zijn. Daarna worden de voorraadbakken verder bijgevuld met niet-ontsmet pootgoed.
Hier overheen wordt wederom de benodigde hoeveelheid van het middel gestrooid. Daarna kan met het poten worden begonnen. Tijdens het rijden brengen de pootkettingen het pootgoed in een zodanige beroering, dat een goede bedekking van de knollen wordt verkregen.
Aangezien tijdens het verdere poten van de betrokken percelen de voorraadbakken niet geheel worden leeggereden, behoeft men slechts over elke 50 kg pootgoed, die in de voorraadbak wordt gestort 100 gram van het middel te strooien.
De correcteurs dienen te worden voorzien van reeds bepoederde knollen.
Voor het strooien van het poeder verdient het aanbeveling gebruik te maken van een strooibus die ruimschoots 100 gram middel kan bevatten.
Indien tijdens regen wordt gepoot, het middel alleen toepassen met afgedekte voorraadbakken om onregelmatige verdeling als gevolg van overmatige bevochtiging te voorkomen.
Wijziging toelating
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Uitbreiding/wijziging: |
W-nummer |
Ondertekend |
11813 |
Mikado |
De restrictie ‘Niet toegestaan is het gebruik op gronden met pH > 6‘ wordt van het etiket verwijderd. |
W1 |
14-10-2005 |
Categorie: Mais – onkruiden |
WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de teelt van snij- en korrelmais.
Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
GEBRUIKSAANWIJZING
Algemeen
MIKADO is een bladherbicide met een systemische werking, tevens heeft het een werking via de grond.
MIKADO is werkzaam tegen de meeste éénjarige breedbladige onkruiden, daarnaast worden jonge hanepoot en harig vingergras ( 2-3 bladstadium) bestreden.
Toepassing
Mais
MIKADO dient te worden toegepast in het 2 tot 6 bladstadium van de mais.
Dosering: 1,5 l/ha
Indien op dat tijdstip andere éénjarige grassen, grote hanepoot, varkensgras en/of zwaluwtong voorkomt, een ander na-opkomst herbicide aan MIKADO toevoegen om het spectrum te verbreden.
Wijziging toelating
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Uitbreiding/wijziging: |
W-nummer |
Ondertekend |
11454 |
Talent |
Uitbreiding in pootaardappelen |
W! |
14-10-2005 |
Categorie: Aardappelen – kiemremming |
WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als:
a. kiemremmingsmiddel voor consumptie- en zetmeelaardappelen, met dien verstande dat de termijn tussen de laatste behandeling en het in verkeer brengen van behandelde partijen niet korter mag zijn dat 2 weken.
b. kiemgroeireguleringsmiddel voor pootaardappelen, met dien verstande dat de termijn tussen de laatste behandeling en het poottijdstip niet korter mag zijn dan 4 weken.
Toepassing uitsluitend in buitenluchtgekoelde en/of mechanisch gekoelde bewaarplaatsen voorzien van een geforceerd ventilatiesysteem.
Met dit product behandelde pootaardappelen mogen niet voor consumptie- en/of vervoederings doeleinden worden gebruikt en/of in de handel worden gebracht.
Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
GEBRUIKSAANWIJZING
Belangrijk
· De te behandelen aardappelen moeten droog, enigszins afgehard en zoveel mogelijk vrij van grond zijn.
· Zieke en beschadigde knollen verwijderen en de aardappelen egaal -zonder stortkegels- inschuren.
· Na het aanzetten van de toepassingsapparatuur dient de opslag zo spoedig mogelijk te worden verlaten.
· Tijdens het vernevelen van Talent mogen geen personen in de opslag aanwezig zijn.
· Na het einde van de behandeling mag de opslag pas na minimaal 24 uur externe ventilatie worden betreden.
Toepassingen
Algemene opmerkingen
· NOOIT MENGEN MET WATER!!!
· Talent moet onverdund worden toegepast.
· Voor een goede verdeling is een geforceerd ventilatiesysteem vereist.
· Talent dient te worden toegepast met daartoe geëigende apparatuur (vooralsnog de “Cyclomatic”)
· Het verlies van Talent door kieren en naden dient zoveel mogelijk te worden voorkomen
· Indien er met één ventilator meerdere boxen worden geventileerd, moet per box worden behandeld en gedoseerd om een goede verdeling te krijgen.
· Bij de uitstroomopening van de toepassingsapparatuur kunnen de aardappelen worden afgedekt met jute, zodat schade door het contact van eventueel nog niet vervluchtigde druppels Talent met de aardappelen wordt voorkomen.
· De toepassingsapparatuur en de ventilatoren dienen elektrisch te worden gekoppeld, zodat deze bij een eventuele storing gelijktijdig worden uitgeschakeld.
KIEMREMMING BIJ CONSUMPTIE- EN ZETMEELAARDAPPELEN
Tijdstip en wijze van toepassing
De eerste behandeling uitvoeren zodra minimale spruitvorming wordt geconstateerd. De deuren en de externe ventilatieopeningen van de bewaarplaats moeten tijdens de behandeling gesloten zijn.
Er dient om de 7 dagen een behandeling te worden uitgevoerd door middel van koudeverneveling. De toepassingsapparatuur moet bovenop de aardappelen zover mogelijk van de ventilator worden geplaatst. Per ventilator moet één toepassingsapparaat worden gebruikt.
Het wordt aanbevolen om vóór de behandeling extern te ventileren, om het teveel aan CO2 af te voeren. Tijdens de behandeling wordt Talent d.m.v. de interne ventilatie door de partij verdeeld. Voor een goede verdeling is het nodig intern te ventileren vanaf de aanvang van de behandeling tot 15 – 30 minuten na het einde van de behandeling. De bewaarplaats dient hierna minimaal 24 uur gesloten te blijven. Bij CO2-gevoelige rassen na iedere 6 uur gedurende 3 minuten intern ventileren om de aanwezige CO2 te herverdelen. Vervolgens kan normaal extern worden geventileerd om het juiste temperatuurniveau te handhaven.
Dosering
Let op: Er mag totaal maximaal 600 ml middel per 1000 kg aardappelen gedurende het bewaarseizoen worden toegepast, verdeeld over meerdere behandelingen.
15 - 30 ml per 1000 kg aardappelen per week.
De eerste behandeling wordt uitgevoerd met de hoogste dosering (30 ml) en afhankelijk van de mate van kieming wordt de dosering aangepast, bijvoorbeeld:
30 ml - 30 ml - 25 ml - 25 ml - 20 ml - 20 ml - 15 ml - 15 ml per week etc.
Deze laatste dosering (15 ml) gedurende de winter aanhouden. Zodra de kieming weer op gang komt dient de dosering te worden verhoogd. (zie paragraaf Algemene opmerkingen).
Opmerking
Indien langdurige bewaring wordt voorzien (later dan eind mei) en/of bewaring plaatsvindt onder minder goed beheersbare bewaaromstandigheden wordt geadviseerd om bij het inschuren een basisbehandeling van 25 ml Gro-Stop BASIS per 1000 kg aardappelen of 1,0 kg Gro-Stop Poeder per 1000 kg aardappelen toe te passen.
N.B.: Niet
gebruiken in ruimten waar pootaardappelen zijn of op korte termijn (binnen
4 weken na toepassing) zullen worden opgeslagen.
KIEMGROEIREGULERING BIJ POOTAARDAPPELEN
Algemeen
Alvorens toe te passen, vooraf overleggen met de afnemer.
Tijdstip en wijze van toepassing
De eerste behandeling uitvoeren zodra kieming (“witte puntjesstadium”) in de partij begint op te treden, doch uiterlijk begin december starten.
De deuren en de externe ventilatieopeningen van de bewaarplaats moeten tijdens de behandeling gesloten zijn.
Er dient om de 7 dagen een behandeling te worden uitgevoerd door middel van koudeverneveling. De toepassingsapparatuur moet bovenop de aardappelen zover mogelijk van de ventilator worden geplaatst. Per ventilator moet één toepassingsapparaatworden gebruikt.
Tijdens de behandeling wordt Talent d.m.v. de interne ventilatie door de partij verdeeld.
Voor een goede verdeling is het nodig intern te ventileren vanaf de aanvang van de behandeling tot 15 – 30 minuten na het einde van de behandeling. Hierna de ruimte minimaal 24 uur, doch bij voorkeur 48 uur gesloten houden, waarbij, om de herverdeling gunstig te beïnvloeden om de 12 uur intern kan worden geventileerd. Vervolgens kan normaal extern worden geventileerd om het juiste temperatuurniveau te handhaven.
Dosering
Let op: Er mag per behandeling 10 tot maximaal 25 ml middel per 1000 kg aardappelen worden toegepast, zie hiervoor onderstaand schema. In totaal mag maximaal 300 ml per 1000 kg aardappelen worden toegepast.
Bij overdosering en/of een slechte verdeling kunnen afwijkende planten ontstaan.
Maand |
november |
december |
januari |
februari |
maart |
Weeknr |
45 46 47 48 |
49 50 51 52 |
1 2 3 4 |
5 6 7 8 |
9 10 11 12 |
ml Talent/ton |
-- -- -- -- |
25 25 25 25 |
20 20 20 20 |
15 15 15 15 |
10 10 10 10 |
ml Talent/ton |
-- -- -- 25 |
25 25 25 20 |
20 20 20 15 |
15 15 15 15 |
10 10 10 10 |
ml Talent/ton |
-- -- 25 25 |
25 25 20 20 |
20 20 15 15 |
15 15 15 15 |
10 10 10 10 |
ml Talent/ton |
-- 25 25 25 |
25 20 20 20 |
20 15 15 15 |
15 15 15 15 |
10 10 10 10 |
ml Talent/ton |
25 25 25 25 |
20 20 20 20 |
15 15 15 15 |
15 15 15 15 |
10 10 10 10 |
Wijziging toelating
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Uitbreiding/wijziging: |
W-nummer |
Ondertekend |
12290 |
Tecto 500 SC |
Uitbreiding pennenbehandeling witlof |
W1 |
21-10-2005 |
Categorie: Aardappelen en witlof –ziekten en plagen |
WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel door middel van een behandeling van:
a) poot- en consumptieaardappelen, tijdens de bewaring met dien verstande dat bij consumptieaardappelen slechts één behandeling is toegestaan
b) witlofpennen voorafgaande aan de opslag.
Veiligheidstermijn
Na de oogst behandelde aardappelen mogen niet binnen 2 maanden na de behandeling in het handelsverkeer worden gebracht.
Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
GEBRUIKSAANWIJZING
Algemeen
In de praktijk is resistentie van zilverschurft ontstaan tegen benzimidazolen, waaronder thiabendazool. Tevens is in enkele gevallen een Fusarium-soort minder gevoelig geworden voor deze middelen.
Het wordt daarom aanbevolen alleen partijen aardappelen te behandelen, waarvan in het uitgangsmateriaal nog geen verminderd bestrijdingseffect is geconstateerd. Behandel daarom bij voorkeur uitsluitend pootgoed dat bestemd is voor de consumptieteelt of de export.
Het gebruik in de teelt van witlof is op basis van een “derden uitbreiding”. Deze “derden uitbreiding” is aangevraagd door de Stichting Trustee Bijzondere Toelatingen. Hierdoor is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd.
Toepassing
Poot- en consumptieaardappelen, tegen droogrot veroorzaakt door Fusarium spp, zilverschurft en Phoma
De aardappelen bij voorkeur direct na de oogst behandelen; een behandeling later dan direct na de oogst is mogelijk maar vermindert het effect.
De toepassing kan het beste tijdens het vullen van de opslagruimte worden uitgevoerd met behulp van een op het einde van de transportband of boxenvuller gemonteerde spuitapparatuur. Om natrot te voorkomen moet worden vermeden dat plaatselijk een overmaat aan spuitvloeistof op de knollen terechtkomt.
Dosering: 60 ml per 1000 kg aardappelen.
Witlof, tegen Phoma exigua
Bij het in opslag brengen van de witlofpennen een bespuiting op de transportband uitvoeren. Voor een goede bevochtiging is een hoeveelheid van 10 à 20 spuitvloeistof per 1000 kg witlofpennen voldoende.
Dosering: 80 ml per 1000 kg witlofpennen.
Wijziging toelating
Toe-latings-nummer |
Merknaam |
Uitbreiding/wijziging: |
W-nummer |
Ondertekend |
10766 |
Stomp 400 SC |
Uitbreiding in teelt van bloembollen, prei, wortelen en graszaadgewassen |
W6 |
28-10-2005 |
Categorie: Diverse gewassen – onkruid |
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de teelt van:
1. consumptieaardappelen;
2. wintertarwe en winterrogge;
3. snijmaïs en korrelmaïs;
4. landbouwerwten en droog te oogsten veldbonen;
5. graszaadgewassen;
6. teunisbloem;
7. wortelen,
8. zaaiuien, 1e- en 2e jaars plantuien, zaaiprei, plantprei, bieslook en sjalotten;
9. zilveruien, mits toegepast voor opkomst;
10. bloembollen.
Het middel is bestemd voor professioneel gebruik.
Voor alle toepassingen op percelen die grenzen aan watergangen geldt dat gespoten dient te worden met
· in de teelt van wortelen, zaaiprei en bloembollen: in de percelen grenzend aan watergangen dient met minimaal 75 % driftreducerende doppen te worden gespoten
· overige teelten een spuitdop uit de driftreductieklasse van minimaal 90 % en voor de teelt van wintertarwe in combinatie met een spuitvrije zone van 2,5 meter, of
· een rijenspuit.
Gebruiksaanwijzing
Stomp 400 SC is een bodemherbicide, dat werkzaam is tegen éénjarige grasachtige en tweezaadlobbige onkruiden.
Het middel is goed werkzaam tegen duist, windhalm, straatgras en hanepoot. Groene naaldaar en vingergrassen zijn minder gevoelig. Bijna alle belangrijke tweezaadlobbige akkeronkruiden zijn gevoelig met uitzondering van echte kamille, korenbloem, knopkruid, klein kruiskruid en wikkesoorten. Na opkomst van het onkruid kan de werking tegenvallen.
Tevens werkt het middel tegen opslag van Engels raaigras in de graszaadteelt van meerjarig Engels raaigras.
Om schade aan gewassen te voorkomen mag het middel niet in aanraking komen met zaden. Er moet dan ook voldoende diep gezaaid worden, minimaal 2,5 cm, waarbij de zaden goed bedekt moeten zijn met grond. Het gebruik van het middel op gronden met meer dan 35% afslibbaar wordt daarom afgeraden.
Na de toepassing van Stomp 400 SC kunnen er geen grassen als ondervrucht worden gezaaid. Voor een optimale werking is voldoende vocht tijdens en na de toepassing noodzakelijk. Op droge grond en bij droge omstandigheden na de toepassing kan de werking tegenvallen. Stomp niet toepassen op grondsoorten met meer dan 10% humus.
Toepassingen
Middenvroege en late consumptieaardappelen
Toepassen voor opkomst van de aardappelen na het aanaarden op een bezakte rug, in een tankmenging met een daarvoor toegelaten herbicide.
Dosering: 2,5 L middel per ha
Wintertarwe
Toepassen kort na het zaaien of na opkomst in het tweebladstadium van wintertarwe gemengd met de helft van de aanbevolen dosering van isoproturon.
Door deze combinatie wordt een goede grassenbestrijding verkregen en het werkingsspectrum op breedbladige onkruiden verbreed. Voor een goede bestrijding mogen de onkruiden bij de toepassing niet groter zijn dan 2 echte blaadjes.
Dosering: 2,0 L middel per ha + halve dosering isoproturon.
Winterrogge
Toepassen direct na het zaaien op onkruidvrije grond.
Dosering: 3,25 L middel per ha
Snijmaïs en korrelmaïs
Toepassen direct na het zaaien tot aan het tweebladstadium van de maïs. Het middel dient voor een voldoende brede werking in combinatie met een andere herbicide te worden toegepast bij voorkeur op een vochtige en bezakte grond.
Bij toepassing kort na opkomst op jong onkruid spuiten in tankmengsel met een daarvoor toegelaten middel.
Dosering: 4,0 L middel per ha toegepast direct na zaai, gevolgd door een bespuiting na opkomst met een daarvoor toegelaten herbicide;
4,0 L middel per ha + 2,0 L terbutylazin per ha, toegepast direct na zaai tot in het tweebladstadium van de maïs;
2,5 L middel per ha + 2,0 L pyridaat of bromoxynil 250 SC per ha toegepast kort na opkomst van de maïs op jong onkruid.
Landbouwerwten (ronde groene erwten, gele erwten, schokkers, kapucijners, rozijnerwten) en droog te oogsten veldbonen
Toepassen direct of kort na het zaaien op onkruidvrije grond.
Dosering: 2,5 L middel per ha op gronden met minder dan 30% afslibbaar of 5% humus.
3,25 L middel per ha op gronden met meer dan 30% afslibbaar of 5% humus.
Graszaadteelt van Engels raaigras, rood zwenkgras en veldbeemd
Toepassen na de oogst van de dekvrucht dan wel na de eerste zaadoogst. Om schade te voorkomen dient het gewas meerdere spruiten per plant te hebben.
Dosering: 2,5 L middel per ha
Teunisbloem
Toepassen direct of kort na het zaaien op onkruidvrije grond.
Dosering: 2,5 L middel per ha op gronden met minder dan 30% afslibbaar of 5% humus.
3,25 L middel per ha op gronden met meer dan 30% afslibbaar of 5% humus.
Wortelen
Toepassen direct of kort na het zaaien.
Dosering: 2,0 L middel per ha.
Zaaiui, 1e en 2e jaars plantui en sjalot
Toepassen voor opkomst, direct of kort na zaaien, op onkruidvrije grond.
Dosering: 2,5 L middel per ha op gronden met minder dan 30% afslibbaar.
3,25 L middel per ha op gronden met meer dan 30% afslibbaar of 5% humus.
Toepassen na opkomst (vanaf kramstadium) of na planten zodra de eerste kiemende onkruiden worden waargenomen. De onkruiden mogen echter niet verder dan het kiembladstadium zijn ontwikkeld. In verband met mogelijke nakiemers heeft een gedeelde toepassing de voorkeur.
Dosering: enkelvoudige toediening: 2,5 L middel per ha.
gedeelde toediening: tweemaal 1,25 L middel per ha.
Het valt niet uit te sluiten dat bij zaaiuien onder bepaalde omstandigheden, met name in geval van een trage opkomst, enige geelverkleuring of groeivertraging van het gewas optreedt. Dit leidt echter over het algemeen niet tot opbrengstderving.
Zilverui
Toepassen voor opkomst, direct of kort na het zaaien, op onkruidvrije grond.
Dosering: 2,5 L middel per ha op gronden met minder dan 30% afslibbaar of 5% humus.
3,25 L middel per ha op gronden met meer dan 30% afslibbaar of 5% humus.
Het valt niet uit te sluiten dat onder bepaalde omstandigheden, met name in geval van een trage opkomst, enige geelverkleuring of groeivertraging van het gewas optreedt. Dit leidt echter over het algemeen niet tot opbrengstderving.
Plantprei
Toepassen kort na het planten op onkruidvrije grond.
Dosering: 2,5 L middel per ha.
Het valt niet uit te sluiten dat onder bepaalde omstandigheden, met name in geval van een trage ontwikkeling, enige geelverkleuring of groeivertraging van het gewas optreedt. Dit leidt echter over het algemeen niet tot opbrengstderving.
Zaaiprei
Toepassen direct na of kort na het zaaien op onkruidvrije grond.
Dosering: 2,0 L middel per ha.
Het valt niet uit te sluiten dat onder bepaalde omstandigheden, met name in geval van een trage opkomst, enige geelverkleuring of groeivertraging van het gewas optreedt. Dit leidt echter over het algemeen niet tot opbrengstderving.
Bieslook
Toepassen direct of kort na het zaaien op onkruidvrije grond.
Dosering: 2,5 L middel per ha op gronden met minder dan 30% afslibbaar of 5% humus.
3,25 L middel per ha op gronden met meer dan 30% afslibbaar of 5% humus.
Bloementeelt
Alleen toepassen in voorjaarsbloeiers (onder andere tulp, narcis en hyacint) en lelie.
Toepassen voor opkomst van de bollen op onkruidvrije grond. Niet toepassen op spuittuinen.
Dosering: 2,0 L middel per ha
Mislukken teelt
Bij het mislukken van een teelt wordt afgeraden in hetzelfde jaar, afhankelijk van de dosering, zaaidiepte en periode tussen toepassing van Stomp 400 Sc en zaai van het vervanggewas, bieten, uien en grassen als vervanggewas te zaaien.